Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4139

Datum uitspraak2008-11-12
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.010.811/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om faillissement.


Uitspraak

DvD 12 november 2008 Sector civiel recht Zevende kamer Zaaknummer: HV 200.010.811/01 Zaaknummer/rolnummer eerste aanleg: 191531/FT-RK 08.826 GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Beschikking in de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen: [X.], advocaat: mr. J.P. Hellinga en mr. D.P. van Straten te Rotterdam, procesadvocaat: mr. J.P.F.W. van Eijck, t e g e n de naamloze vennootschap Alanheri N.V., statutair gevestigd te [vestigingsplaats], kantoorhoudende te [kantoorplaats], geïntimeerde, hierna te noemen: Alanheri, advocaat: mr. J.L.G.M. Verwiel te Breda. 1. Het verloop van het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda van 22 juli 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is. 2. Het verloop van het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie van het hof op 30 juli 2008, heeft [X.] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog het verzoek tot faillietverklaring van Alanheri toe te wijzen. 2.2. Op 5 november 2008 heeft de mondelinge behandeling in hoger beroep plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig: [X.], bijgestaan door mr. J.P. Hellinga en mr. D.P. van Straten en namens Alanheri: de heer F.A.M. Faas en mr. J.L.G.M. Verwiel. Beide partijen hebben een pleitnota met productie(s) overgelegd. 2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - het proces-verbaal met producties van de op 22 juli 2008 gehouden mondelinge behandeling van het verzoek bij de rechtbank; - het faxbericht met bijlagen, ingekomen ter griffie van het hof op 31 oktober 2008, van de advocaat van Alanheri. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het verzoek van [X.] tot faillietverklaring van Alanheri. Dit verzoek is bij beschikking van 22 juli 2008 door de rechtbank Breda afgewezen. De rechtbank oordeelde daartoe dat onvoldoende is gebleken dat Alanheri verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. 4.2. In grief 1 wordt erover geklaagd dat de rechtbank voormeld oordeel niet nader heeft gemotiveerd. In grief 2 wordt betoogd dat het oordeel onterecht is. [X.] stelt dat Alanheri zijn opeisbare vordering onbetaald laat en dat uit het verzoekschrift tot faillietverklaring blijkt dat ook andere schulden van Alanheri onbetaald blijven, zodat Alanheri verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. 4.3. Het hof overweegt als volgt. 4.4. Het hof is allereerst van oordeel dat van het bestaan van één of meer steunvorderingen, die kunnen bijdragen tot het oordeel dat Alanheri verkeert in genoemde toestand, niet is gebleken. [X.] heeft in dit hoger beroep uitsluitend een vordering van de heer [Y.] op Alanheri als steunvordering opgevoerd. Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep is zijdens [X.] echter aangegeven, onder verwijzing naar de als productie 12 overgelegde e-mail van 13 februari 2008, dat op deze vordering maandelijks in mindering wordt betaald. 4.5. Voorts is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat Alanheri in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat - zoals bij de mondelinge behandeling is gebleken - Alanheri acht werknemers in dienst heeft en haar werkmaatschappijen ongeveer 60 werknemers, dat deze werknemers maandelijks hun loon ontvangen, dat de activiteiten van Alanheri en haar werkmaatschappijen niet zijn gestaakt en dat Alanheri [X.] herhaaldelijk een bankgarantie heeft aangeboden. De reden voor het onbetaald laten van de vordering van [X.] is niet gelegen in betalingsonmacht maar in een beroep op verrekening met een vordering van Alanheri op [X.], waartoe Alanheri inmiddels een procedure aanhangig heeft gemaakt. 4.6. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep wordt afgewezen. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. 5. De uitspraak het hof: bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Breda van 22 juli 2008, veroordeelt [X.] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Alanheri gevallen, tot op heden begroot op nihil voor vast recht en op € 894,-- voor salaris advocaat. Deze beschikking is gegeven door mrs. Den Hartog Jager, Keizer en Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2008.